Die Macht des Willens

Die Macht des Willens

‘Was hätte aus ihr werden können! Sie war intelligent, durchsetzungsfähig und konnte Menschen begeistern…’ Zo klinkt het begin van de omslagtekst die het boek ‘Die Macht des Willens’ (Hanser Verlag 2019) over het leven van Elisabeth Förster-Nietzsche, siert. De zus van Nietzsche die de geschiedenis inging als de vervalster van de werken van haar broer en zijn denkwereld in verdraaide hapklare brokken opdiende aan de Nazi’s. De studie van Ulrich Sieg (Lübeck, 1960) wierp vijf jaar geleden met veel interessante details nieuw licht op eerdere werken over Elisabeth, zoals het eveneens interessante graafwerk door Kerstin Decker uitgewerkt in haar boek ‘Die Schwester’ uit 2016 of ‘Der Kampf um Nietzsche van Nils Fiebig, zie ook: https://friedrichnietzsche.nl/nietzsche-blog/de-strijd-om-nietzsche/. En wie in de Nederlandse taal meer in de keuken van Elisabeth wil kijken zou bijvoorbeeld ook ‘Aldus sprak Nietzsches zuster’ van Erik Bindervoet (Wereldbibliotheek 2019) ter hand kunnen nemen.

Ulrich Sieg: Die Macht des Willens

De vraag blijft waarom ‘de zus van’ ons nog zo vaak en zoveel bezighoudt? Was het haar geldingsdrang, haar eigen antisemitische opvattingen of gewoon een enorme eerzucht om als zus van die grote naam haar eigen voetafdruk achter te laten? Of was het haar ‘Eigenmächtigkeit’ die weinig ruimte liet voor de mogelijkheid dat een ander mens iets anders kan denken? Wellicht een mix van dit soort drijfveren en eigenschappen. Hoe het ook zij, ze verdraaide en manipuleerde als een beroepsvervalster terwijl ze als mens her en der ook andere karaktertrekken kon laten zien die haar in dit boek overigens iets sympathieker afficheren dan doorgaans. Vechtlust en doorzettingsvermogen waren haar zeker niet vreemd; ‘liever de hamer dan het aambeeld zijn’, schreef ze haar moeder al in 1890, vrij naar een gedicht van Goethe.

Elisabeth stond, na haar debacle met haar overleden man in Paraguay (zie hiervoor ook de link bovenstaand), aan de wieg van het archief voor de werken van haar broer; het Nietzsche- Archiv, waar ze op slinkse wijze de scepter zwaaide en een fundament legde voor een filosofische onderbouwing van haar eigen conservatieve en antisemitische ideeën. Maar niet alleen daarvoor legde ze de basis, het was zoals vele lezers weten, ook het vertrekpunt voor decennialange en tot op de dag van vandaag hardnekkige misverstanden over haar broer. ‘Is dat niet de antisemitische filosoof van Hitler voor de theorie van de Über- en Untermensch?’ Ik leerde het op de middelbare school en het wordt helaas nog steeds her en der als zodanig uitgelegd.

Elisabeth wist dat een filosoof aan de universiteiten en in de academische wereld pas echt meetelt wanneer er een denksysteem, een gesloten filosofische denkwereld, een bouwwerk met een kop en een staart aan te wijzen is. En al die aforismen van haar broer, met soms zichzelf tegensprekende uitkomsten, pasten daar niet altijd evengoed in. Bovendien waren er lezers die Nietzsche bewonderden in kringen waar Elisabeth helemaal niets mee had. Wat te denken van anarchistische kringen, of Gavrilo Princip, de aanslagpleger in Sarajevo? Of de joodse geleerde Oscar Levy die een uitgave van Nietzsches werk initieerde? Via onder meer de gerenommeerde Hans Vaihinger, de filosoof die zich in Kant had gespecialiseerd en die haar in 1915 aanprees voor de Nobelprijs, wist Elisabeth in de Duitse academische wereld van de filosofie de interesse voor de werken van haar broer te wekken. Ze wist sowieso in de beginjaren van de 20eeeuw een Nietzsche-marketing aan de dag te leggen waar menig onderzoeker van nu een voorbeeld aan zou kunnen nemen. Daardoor slaagde ze er ook in om meerdere prominenten en vermogende mensen (zoals Elisabeth von Alvensleben en de Zweedse bankier Ernest Thiel) aan haar zijde te krijgen. 

Henry van de Velde kreeg in 1902 de opdracht de Villa Silberblick in de voor hem kenmerkende Jugendstil te verbouwen. Financiële ruimte gaf haar de moed om dit ter grootte van 50.000 Mark door deze Belgische alleskunner te laten uitvoeren. Door deze verfraaiing, tegenwoordig spreken we van upgraden, wist ze weer andere mensen over te halen haar in Weimar te bezoeken, al dan niet uitgenodigd door een ansichtkaart vanuit het Nietzsche-Archiv. Harry Graf Kessler was zo’n sleutelfiguur; erudiet, een geleerde met een zeer groot netwerk – hij had omgang met tientallen bekenden o.a. Edvard Munch, André Gide, Hugo von Hofmannsthal, Rainer Maria Rilke, Auguste Rodin – en was bovendien een fervent Nietzsche lezer. Zijn verwachtingen over de uitgave ‘Wille zur Macht’ waren net als bij meerdere anderen, hooggespannen. Een boekwerk, opgedeeld in vier hoofdstukken en bestaande uit 483 aforismen, leek van a tot z door Nietzsche als zodanig te zijn bedacht en samengesteld. Gereed voor druk waar hij door zijn geestelijke inzinking in 1889 nooit toe gekomen zou zijn. De werkelijkheid was weerbarstiger maar de reacties op de uitgave waren veelbelovend. Veel intellectuelen achtten de opbouw, de stijl en niet op de laatste plaats de inhoud van het boek als zeer hoogstaand. ‘Die gewaltigste Offenbarung menschlichen Geistes, die ich kenne’ meldde Christian Morgenstern aan een vriend. 

In de verbeeldingen van Elisabeth kwam de Nobelprijs – waar ze enkele jaren later inderdaad een voordracht voor kreeg en daarna nog enkele keren – in 1903 al in beeld, getuige een brief aan Harry Graf Kessler. Zo vol was ze over de biografie die ze over haar broer had geschreven die precies rond diens 60e verjaardag in oktober 1904 gereed was. Een biografie die opnieuw de aandacht van de academische wereld trok en met alle lof door menig intellectueel werd besproken. Samen met een afrekening waarmee ze de voor- en tegenstanders van het archief uit elkaar wenste te halen, ‘Das Nietzsche-Archiv, seine Freunde und Feinde’ uit 1907, kreeg ze de status van de enige persoon die de werkelijkheid rondom haar broer uit de doeken kon doen. Authenticiteit die niemand beter kon leveren dan zij. Voor de al eerder genoemde Zweedse mecenas Thiel was het alles bij elkaar voldoende bewijs om de in mei 1908 opgerichte ‘Stiftung Nietzsche-Archiv’ met het voor toen zeker astronomische bedrag van 300.000 Mark te ondersteunen. Hij adoreerde de zus van de grote Nietzsche in die jaren als geen ander. In de jaren ’30 zou nog een ander bekend historisch figuur zich melden, eentje die de adoratie nog verder droeg…

Elisabeth Förster-Nietzsche

Elisabeth was in veel rechtszaken verwikkeld waarover ik al eerder schreef in mijn bijdrage van 18 oktober 2022, getiteld ‘De strijd om Nietzsche’ (zie link hierboven). De strijd met Franz en Ida Overbeck springt daarbij nog wel het meest in het oog omdat de vervalsende handen van Elisabeth in deze vriendschap pijnlijke verdraaiingen toebrachten. Je broer na diens dood woorden in de mond leggen die je in een rechtszaak goed van pas komen heeft immers toch wel iets zeer bedenkelijks in zich…: ‘Meine Schwester hört nicht nur mit den Ohren und dem Verstand, sondern mit dem Herzen zu’. In 1914 verschijnt het derde deel van de biografie over haar broer met de titel ‘Der einsame Nietzsche’ (een titel die terugvoert naar een gedicht van Nietzsche zelf, Der Einsame). Ook hierin zal ze niet nalaten om mensen met wie ze wil afrekenen een bijzondere positie toe te dichten. Ida Overbeck en Lou Salomé zijn zulke opponenten voor haar. Beide dames vallen woorden van Elisabeth ten deel die haar broer in zijn graf moeten hebben doen omdraaien.

Na al het baanbrekende werk om de geschriften van haar broer letterlijk en figuurlijk in de strijd te werpen (de Eerste Wereldoorlog met o.a. een uitgave van de veelal ongelezen exemplaren Also sprach Zarathustra) kon de inmiddels beroemde zus in de academische wereld niet genoeg geëerd worden. Een ere doctoraat aan de universiteit van Jena kwam in zicht. Precies op haar 75e verjaardag, 10 juli 1921, kon ze de titel in ontvangst nemen. Daardoor kon ze zich meten met schrijvers en filosofen die al eerder de Preis der Stiftung Nietzsche-Archiv hadden ontvangen. Namen als Thomas Mann, Ernst Bertram, Hans Vaihinger, Hermann Graf Keyserling en Oswald Spengler. De laatste was misschien wel de meest omstreden auteur uit de Weimar Republiek. De auteur die met zijn Untergang des Abendlandes vele lezers wist te bereiken alleen al vanwege zijn vaak sterk aangezette geschiedkundige uitspraken, visies maar ook angsten, een schrijver die zichzelf bovendien sterk met Nietzsche identificeerde. Zie ook mijn bijdrage van 18 december 2020: https://friedrichnietzsche.nl/nietzsche-blog/de-ondergang-van-het-avondland/ De titel die Elisabeth voortaan mocht dragen gebruikte ze maar al te graag in al haar schriftelijke communicatie en publicaties. 

Zo ook met Spengler die twee jaar voor haar ere doctoraat met zijn ‘Untergang’ de ‘prestigieuze’ prijs van het archief had ontvangen. Of dit de persoonlijke omgang tussen beiden bevorderd heeft is maar zeer  te betwijfelen. Voor Spengler bleef de zus van Nietzsche een onontwikkelde provinciaalse, een benadering die ze evenwel nooit als zodanig van hem heeft gehoord of ervaren. En al was het zo, voor haar stond een goede marketing boven eventueel minder goede persoonlijke contacten en Spengler paste goed in het rijtje van vooraanstaande geleerden die haar broer erg hoog hadden. Spengler hield op zijn beurt de contacten met het Nietzsche-Archiv warm, zeker in de aanloop naar de 80everjaardag van Nietzsche. Spengler was in competitie met Ernst Bertram die in de academische milieus als een betere kandidaat werd gezien om een lezing te mogen verzorgen op 15 oktober 1924. Toch koos Elisabeth voor Spengler en hield ondanks kritieken voet bij stuk met als resultaat dat de minder begaafde spreker Spengler in de Villa Silberblick zijn toespraak ten gehore mocht brengen. Overigens wel met succes en doordrenkt van zijn bekende cultuurpessimisme werden zijn woorden goed ontvangen bij het publiek.

Elisabeths roem ontwikkelde zich steeds verder. Zelfs de opkomende Duitse Radio deed zijn best met haar in contact te komen o.a. door haar een radiotoestel te geven voor haar 81e verjaardag. Ze bewoog zich ondertussen ook steeds meer tussen politici en drukte zich op het politieke vlak ook duidelijk uit. Om concreter te zijn, ze stak haar fascinatie voor het nationalisme, fascisme en antisemitisme niet onder stoelen of banken. Ze vond weerklank bij Mussolini met diens ‘fascistische beweging’ maar was ook zeer gecharmeerd van de krachttermen uit de mond van Generalfeldmarschall Paul von Hindenburg. Uiteraard stond ze achter diens benoeming tot Reichspräsident hetgeen ze ook openlijk uitdroeg en wat haar op kritiek kwam te staan. Zo was er de schrijver Künzelmann die haar schriftelijk uit de doeken deed waarom haar beroep op Hindenburg een bedenkelijke manoeuvre was. Bovendien, en dat was volgens Künzelmann wel het meest pijnlijke, was Nietzsche niet in staat om zich te verdedigen indien Hindenburg zich op Nietzsche zou gaan beroepen. Een vooruitziende blik voor nog te volgen leiders in het zoekende Duitsland. Draaien en liegen bleven voor haar ondanks haar inmiddels knappe leeftijd een bezigheid die ze met de nodige lenigheid beoefende. Bijvoorbeeld in december 1929, Elisabeth is dan 83 jaar oud, toen ze in een artikel voor het Naumburger Tageblatt de hoop uitsprak om ooit nog het originele manuscript van “Der Wille zur Macht’ te vinden. Hoe noem je zo’n leugen? Pathologisch?

Ulrich Sieg zoomt verder in op de namen die in de laatste levensjaren van Elisabeth een grote rol hebben gespeeld in de nalatenschap en interpretatie van haar broer, de filosoof Friedrich Nietzsche die ze onmetelijk groot op een voetstuk had geplaatst; Martin Heidegger, Karl Löwith en Alfred Baeumler om er enkele te noemen. De laatste was nog wel uitgegleden over de bananenschil die Elisabeth had neergelegd getuige zijn nawoord in “Der Wille zur Macht” waarin hij stelt dat het werk ‘das Philosophische Hauptwerk Nietzsches’ was, waarin ‘alle grundsätzlichen Resultate seines Lebens’ samen komen.

Elisabeth Förster-Nietzsche ontvangt Adolf Hitler bij het Nietzsche-Archiv

De grootste vis, althans afgemeten naar de historische bekendheid, moest ze op haar hoge leeftijd nog aan de haak slaan. Op 30 januari 1932 was de première van Hundert Tage, een theaterproductie over Napoleon geschreven door Giovacchino Forzano en Benito Mussolini, een productie die drie jaar later nog zou uitmonden in een film. Adolf Hitler had bedacht Weimar te gaan bezoeken om deze uitvoering bij te wonen en een dag later het Nietzsche-Archiv met een bezoek te vereren. Hitler was toen weliswaar de tweede keuze, ze had immers liever de door haar bewonderde Duce uit Italië in de villa welkom geheten. Het bezoek van Hitler duurde een goed uur en was – terugkijkend in de geschiedenis – een belangrijke eerste bouwsteen in de associatie van het nationaalsocialisme met de naam Nietzsche. Hitler wandelde bij een volgend bezoek (2 november 1933) met de wandelstok van Elisabeths broer, die hij ter plekke als cadeau, symbool en herinnering had ontvangen, de deur van de villa uit. Niet minder dan 42 extra treinstellen afgeladen met mensen die de Führer in Weimar wilden zien of horen, waren naar het mooi stadje in Thüringen gekomen. De rest is geschiedenis… 

Al bleef Elisabeths voorkeur voor Mussolini bestaan, de ‘liefde’ voor Hitler ontvouwde zich allengs ook. In een telegram in juni 1934 aan Mussolini spreekt ze zich zeer duidelijk uit: ‘Die Manen Friedrich Nietzsches umschweben das Zwiegespräch der beiden größten Staatsmänner Europas.’ En op de verjaardag van Mussolini (29 juli) noemt ze hem zelfs ‘den herrlichen Jünger Zarathustras’. De bemoeienissen van Hitler met de zus van de filosoof die hem een intellectuele basis voor o.a. zijn Blonde Bestie en Untermensch had gegeven, waren niet voorbij. Meerdere keren bezocht hij de villa aan de Humboldtstrasse in Weimar. Voor een Gedächtnishalle doneerde hij in oktober 1934 zowaar 50.000 Reichsmark, naast de financiële ondersteuning die Elisabeth van hem mocht ontvangen, maandelijks 300 Reichsmark.

Elisabeth bleef zich inzetten voor de faam van haar broer, en daarmee die van haarzelf, ondanks haar hoge leeftijd. In 1935, de biograaf Ulrich Sieg vergist zich in de datum 20 juli in plaats van 10 juli, ontvangt Elisabeth Förster-Nietzsche, herstellende van een oogoperatie, meer dan maar liefst 300 kaarten, brieven en telegrammen voor haar verjaardag. ‘Der Name Nietzsche ist jetzt ein Zauberwort’, schreef ze aan haar vriendin Elisabeth von Alvensleben. Verzekerd van een goede financiële ondersteuning van het archief overleed ze in de vroege ochtend van 8 november 1935. Ondanks het uitblijven van een ziekbed had ze omwille van haar hoge leeftijd al wel voorzorgsmaatregelen genomen betreffende haar begraafplaats; naast haar broer voor de kerk in Röcken. De steen ligt voor de kijker rechts van die van haar broer, precies zoals ze had bepaald. Moeder Franziska moest daarvoor wel die plek afstaan en een plekje naar rechts opschuiven….

Bij de herdenkingsdienst op 11 november zagen enkelen van de vele genodigden de tranen van Hitler om het verlies van Elisabeth Förster-Nietzsche. Of hij een dermate goede toneelspeler was of daadwerkelijk zo geroerd was zal altijd ongewis blijven.

En Friedrich Nietzsche? Die bleef alleen en eenzaam achter. Voor eeuwig onmachtig zich tegen al dit geweld van zijn zus en haar bewonderaars te kunnen verzetten:

Ulrich Sieg: Die Macht des Willens. Elisabeth Förster-Nietzsche und ihre Welt. Hanser Verlag, 2019, 430 pagina’s


Eén gedachte over “ Die Macht des Willens

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.