‘Hebben jullie nog een foto van mij?’ Portretten van Nietzsche
In sterk contrast met de duizenden internationale publicaties over leven en werk van Friedrich Nietzsche zijn de studies over de portretten van Nietzsche op twee handen te tellen. Een bijzonder gegeven gezien het feit dat Nietzsche zelf geïnteresseerd was in deze manier van het vastleggen van de werkelijkheid. Hier werd immers het continue ‘worden’ in een tastbaar ‘zijn’ met een techniek die nog maar twee decennia oud was, op een miraculeuze wijze bevroren. Rond zijn 17e verjaardag schreef de scholier Nietzsche in een brief aan zijn moeder en zus ook over een ‘camera obscura’, de techniek waarin licht en donker een interessant spel met elkaar aangaan. Ook in de bibliotheek van Nietzsche is een later verschenen werk (1874) aangetroffen met de niets verbloemende titel ‘Die chemischen Wirkungen des Lichts und die Photographie in ihrer Anwendung in Kunst, Wissenschaft und Industrie’. Fotografie was voor Nietzsche, evenals voor schrijver dezes, een fenomeen dat boeiende werelden bloot kan leggen. Vanaf circa zijn 30e levensjaar begon hij er een aardigheid in te vinden om naar bekenden portretfoto’s van zichzelf te sturen. Niet om zich visueel op een voetstuk te (laten) plaatsen of anderszins zijn lezers een beeld te geven waarmee hij in de toekomst als profeet, martelaar of opvoeder vereerd zou kunnen worden, maar veel meer om in verbinding met zijn intimi te blijven. Een masker dat hij toezond om zijn eigen eenzaamheid een tegengewicht te bieden? Met uitzondering van een enkele opname spreken de beelden voor zich; telkens weer voel je als kijker de ingehouden sfeer, een groter contrast met zijn uitgesproken woorden en teksten is haast niet denkbaar.
In 1902 begon de muziekwetenschapper Arthur Seidl alle voor hem bekende foto’s en afbeeldingen die met andere technieken waren gemaakt te ordenen en te archiveren. Zijn voormalige werkgever Elisabeth Förster-Nietzsche had hem al in het laatste levensjaar van haar broer in haar archief op dit spoor gezet. Meer dan een eeuw later ging Renate Reschke (o.a. bekend van haar boek ‘Frauen: Ein Nietzschethema? – Nietzsche: Ein Frauenthema?’) op onderzoek mede naar aanleiding van de tot een ‘film’ gemonteerde publiciteitsstunt van de kunstenares Sabine Schirdewahn (zie bijvoorbeeld: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/27/god-is-dood-nietzsche-leeft-nu-in-mijn-hoofd-a3985011). Voor Dr. Hansdieter Erbsmehl (1953) die zich veel met Nietzsche en beeldende kunsten bezighoudt, werd het de hoogste tijd om een uitvoerige studie te doen naar al het fotografiemateriaal dat er van Nietzsche is ontstaan. In 2017 verscheen zijn boek ‘Habt ihr noch eine Photographie von mir?’, een studie die aardige inkijkjes levert in de achterliggende verhalen van diverse bekende foto’s die Nietzsche tonen. Foto’s die genomen zijn in Naumburg, Leipzig, Bazel, Bonn, Halle, Sils, Genua, Turijn, Venetië, Nice en twee door hem zelf in scene gezette opnames in Lugano (gekruiste armen met bolhoed, niet door iedereen evenveel geapprecieerd) en de overbekende foto met Lou von Salomé en Paul Rée met wie hij zich midden mei 1882 op een bijzondere wijze liet vereeuwigen. In een tijdspanne van 21 jaren liet Nietzsche zich 19 keer op een portret vereeuwigen. Tussen zijn 17e en 38ebezocht hij 18 keer een fotostudio; in totaal zijn er zes opnames uit zijn schooltijd, zeven uit zijn studententijd, acht uit de periode van zijn hoogleraarschap in Bazel en nog eens zes uit de periode daarna. Nadat zijn zelfstandige geestelijke vermogens voorgoed verdwenen waren, zijn er bij vier fotosessies tussen de winter van 1890/1891 en de zomer van 1899 nog eens een slordige twintig opnames gemaakt. Alles bij elkaar foto’s die de Nietzschelezers over de gehele wereld bekend voorkomen omdat ze in talloze publicaties en talen zijn gebruikt. Tot 1882 waren het voornamelijk portretopnames, om precies te zijn 21, en twee opnames die Nietzsche totaal afbeelden. Foto’s die in de donkere kamers van meerdere fotografen vaak een eerste ‘Erstabzug’ kenden en vervolgens daar enkele varianten op waarbij het vooral het profiel en het perspectief was dat enigszins wisselde. Zelf bewaarde hij de foto’s niet echt goed hetgeen ook resulteerde in de vraag uit een brief aan zijn zus en die dus in 2017 als boektitel is gaan fungeren; ‘Habt Ihr noch eine Photographie von mir?’
De eerste foto van een jeugdige Nietzsche dateert uit 1861. De jonge ‘Fritz’ staat in een tenue dat refereert aan de jongste Engelse mode uit die tijd als de jonge ‘Konfirmand’ met een associatie die aan Napoleon doet denken met zijn rechterhand in zijn kostuum gestoken. Het is de 10e maart en de foto is waarschijnlijk van dezelfde dag toen Nietzsche in de kerk behorende bij het internaat Schulpforta werd ingewijd. De foto werd in Naumburg genomen in het fotoatelier van Gustav Schultze. Het is ook het eerste visuele bewijs van zijn voorliefde voor ‘Streichpomade’ waarmee hij zijn haren op foto’s altijd strak in de plooi heeft. Naast de associatie met Napoleon wordt dit beeld ook vaak vergeleken met een bekende portretopname van Franz Liszt dat eveneens uit 1861 stamt.
Een tweede nog jeugdige fotoserie stamt uit 1862, 10 juni om precies te zijn. Fotograaf Ferdinand Henning legde de ‘Obersekundaner’ en-profile naar rechts kijkend vast. Deze foto’s zijn lang abusievelijk gedateerd op 1864, ook door gerenommeerde biografen als Ivo Frenzel, Joachim Köhler en Curt Paul Janz. Zij dachten hier met een 20-jarige student van doen te hebben terwijl Nietzsche in werkelijkheid hier nog geen 18 was. ‘Een stille nadenkende en in zichzelf gekeerde jongeman met een niet al te sterke constitutie bij wie het lange in de nek vallende haar opviel’ weet een van zijn leraren zich Nietzsche te herinneren.
Een eerste foto van Nietzsche met bril is van twee jaar later, de zomer van 1864. De eveneens in Naumburg gevestigde fotograaf Gustav Schultze laat de ‘Primaner’ rechts langs de camera kijken en heeft de pupillen die door het montuur van draad waarschijnlijk geretoucheerd. Het zogeheten visitekaarten formaat van 99 x 61 mm (het huidige standaardformaat wijkt hier niet veel vanaf) is hier staand gebruikt met de veel gehanteerde techniek van een ovale vorm die de belichting langzaam naar de randen laat weglopen. Nietzsches moeder was naar aanleiding van dit portret nog meer overtuigd dan ze al was; haar zoon leek niet alleen op Luther maar zou uiteindelijk ook de nieuwe Luther worden. Over de datum van deze opname is al veel gespeculeerd; was het juni of september? Het meest waarschijnlijke is een tijdstip dat vlak voor zijn vertrek naar Bonn ligt (22 september 1864).
Ferdinand Henning mag Nietzsche ergens tussen begin augustus en einde september 1865 in Naumburg opnieuw portretteren. De snor die later letterlijk en figuurlijk zal uitgroeien tot iets beeld bepalends laat hier nog zijn mond zien. Zijn totale gelaatsuitdrukking heeft iets ongemakkelijks. Alsof hij niet helemaal op z’n gemak is kijkt de jonge filologiestudent met zijn donkere kijkers in het oneindige alsof hij helemaal afwezig is. Zijn nieuwe in Bonn aangeschafte pak kan de afwezige blik niet verhullen.
De groepsfoto’s die in Bonn (Burschenschaft Frankonia, winter 1865) en in juli 1866 in Leipzig (Philologischer Verein) zijn gemaakt vind ik wat minder voor deze website spreken. Uiteraard valt er veel over te zeggen en geeft het veel informatie over de jonge Nietzsche die niet voor niets de overstap van Bonn naar Leipzig maakte. Maar als beeld is het minder sprekend. Vandaar een sprongetje naar 1868.
In de zomer van dat jaar weet namelijk een totaal andere fotograaf een volledig andere atmosfeer in een portretfoto van Nietzsche te leggen. Hij wordt in juli tijdens een bezoek aan een kuuroord in Halle an der Saale door Friedrich Anders-Paltzow – weliswaar met de toen overbekende ovale vorm om zich heen – vastgelegd, echter de sfeer die het beeld uitdraagt is van een totaal andere orde. Het hoofd is in een grofkorrelige achtergrond geplaatst zodat er meer contrast ontstaat. Nietzsche kijkt wederom met grote ogen in een soort van oneindigheid en draagt in tegenstelling tot wat gebruikelijk was een lichtgekleurde jas. De snor is al wat volgroeider en dekt zijn bovenlip af. Een eerste aanzet tot de wat mysterieus werkende volle snor waarmee hij later in een oneindig aantal keren is afgebeeld. De originele opname van Anders-Paltzow is niet vaak de boeken ingegaan maar wel een geretoucheerde versie die Nietzsche wat verticaler toont en waarbij de grijswaarden in de foto wat meer accent hebben gekregen en de donkere tint achter zijn hoofd verdween.
Een bekende foto van Nietzsche die verder niets uit te staan heeft met zijn universitaire loopbaan is die van de ogenschijnlijk strijdbare ‘Kanonier’ uit begin augustus 1868. Ook hier weer is het Ferdinand Henning uit Naumburg die Nietzsche aanwijzingen voor de opname heeft gegeven; de stand van voeten die een actieve houding doen vermoeden, zeker in combinatie met de ‘stoere’ linkerhand in de heup, sabel op de grond en op het in die tijd nooit vergeten bijzettafeltje de ‘Pickelhaube’ met daarop de Pruisische adelaar, die zijn hoofd bij de gevaarlijke werkzaamheden als militair moeten beschermen. Wat misschien niet direct opvalt is dat Nietzsche hier onder zijn uniformjas met de enkele rij knopen nog het nodige aan verband draagt vanwege zijn zware verwonding die hij in maart van dat jaar had opgelopen nadat hij van een paard was gevallen en verder niet meer geschikt was voor een militaire loopbaan. Het was sowieso al een wonder dat hij ondanks zijn zeer slechte ogen in 1864 geschikt voor militaire dienst was bevonden. Of zoals hij het zelf aan zijn professor Ritschl verwoordde ‘dem Kriegsgotte verfallen’.
Midden april het jaar daarop (1869) toont een andere Nietzsche, althans qua uitstraling. Minder dromerig maar duidelijker aanwezig, je zou zelfs kunnen zeggen statiger. Was het de fotograaf (fotostudio Gebr. Siebe) in Leipzig die hem ertoe wist te brengen in de interactie voor de camera, of was het zijn eigen gemoed? Leipzig betekende voor hem een studie die hem meer bracht dan Bonn, hij leerde in die tijd o.a. Richard Wagner en Schopenhauer kennen en werd gevraagd voor het hoogleraarschap in Bazel. In moderne tijden zouden we zeggen dat hij in een ‘flow’ zat al is daar misschien weinig bij voor te stellen. Persoonlijk vind ik het een zeer sprekend portret dat ook nog meer van de mens laat zien dan de grote verhullende snor die voor sommigen wel eens de associatie met een inbreker of anderszins bandiet hebben gegeven. Zijn blik is duidelijk opgeruimder en zonder de wat verkrampte blik die jeugdige foto’s laten zien. Het is de tijd waarin Prof. Friedrich Ritschl in zijn aanbevelingsbrief aan de universiteit van Bazel over een ‘sterke, gezonde en dappere’ jongeman spreekt die zelfs iets van Odysseus in zich heeft.
Hierboven sprak ik al een keer over de opname die Nietzsche zelf geënsceneerd heeft; gekruiste armen en voorzien van een zwarte vilten bolhoed, de jas niet helemaal gesloten maar het meest in het oog springende is wel het feit dat dit de enige opname is waarbij hij recht in de lens kijkt. De truc die in vele reclamefotografie voorkomt omdat de geportretteerde je hierdoor altijd blijft aankijken, onafhankelijk welke gezichtshoek je als kijker aanneemt. Andere foto’s geven misschien soms de indruk dat hij naar de camera kijkt maar zijn in al hun scherpte op dat vlak toch misleidend; het effect blijft achterwege, behalve bij deze dus. De foto dateert uit februari 1871 en is gemaakt in Lugano door ene Grato Brunel. Nietzsche was na twee jaren lesgeven in Bazel, begeleid door zijn zus over de St. Gotthardpas naar Lugano gegaan. Niet zonder reden aangezien hij voortdurende gezondheidsklachten kende, een wezenlijk aspect dat niet voor niets in elke Nietzsche biografie terugkeert. Het is ook de tijd waarin de eerste scheurtjes over zijn verdere loopbaan zichtbaar worden en hij over zijn docentschap begint te twijfelen. Bij de ontvangers van de foto zijn de reacties wisselend. De houding die Nietzsche fysiek aanneemt was destijds allesbehalve gangbaar. Cosima Wagner die ook een exemplaar ontving schreef hem in een reactie; ‘Warum haben Sie sich denn den Hut und die trotzige haltung, die ich an Ihnen nie gesehen, aufnöthigen lassen?’ Haar man die toch zeker niet van enige ijdelheid verschoont was kon er ook niets mee, sterker nog, later haalt hij deze foto aan om de ‘dwaasheid’ (‘Geckenhaftigkeit’) van zijn voormalige vriend aan te tonen. De foto is bewaard gebleven en in 1900 door het Nietzsche-Archiv na de nodige retouches gereproduceerd. De foto kreeg meer contrast en de jas werd langer gemaakt.
Naar alle waarschijnlijkheid was het een verzoek vanuit Leipzig dat Nietzsche ertoe bracht om in december 1872 in Bazel naar fotograaf Friedrich Hartmann te gaan. De zogeheten Ritschl Societät wilde hun mentor en naamgever een boekwerkje geven met daarin ook een foto van elk actief lid. Daar komt bij dat vertaalster Amélie Diodati, die de ‘Geburt der Tragödie’ naar het Frans vertaalde, hem had verzocht een foto op te sturen zodat ze een beeld bij deze heer Nietzsche kon krijgen. De foto kreeg weer de vaste ingrediënten; pommade in het haar, een bril, een snor (die dit keer met wat meer militaire sfeer naar buiten was gevormd) en de bekende blik naar een punt op de horizon. Alles bij elkaar kon het zijn goedkeuring niet echt wegdragen. Aan zijn vriend Carl von Gersdorff geeft hij als verklaring dat zijn wat onuitgeslapen blik veroorzaakt was door een slechte nachtrust vanwege zijn assistentie bij bluswerkzaamheden in de nacht ervoor. Ook in een brief naar Erwin Rohde geeft hij een toelichting maar omdat deze niet reageert vraagt hij later om een bevestiging van ontvangst. Dat doet Rohde door te danken voor de ontvangst van het ‘grausames Porträt. Des te opmerkelijker is het dat uitgerekend deze foto voor Cosima Wagner een representatief beeld van Nietzsche was en dat haar instemming kreeg om te worden opgenomen in de in 1896 uitgegeven grote biografie over haar echtgenoot Richard Wagner. (De schrijver, Houston Stewart Chamberlain, eveneens biograaf over o.a. Kant en Goethe en overtuigd antisemiet en nationalist, zou in 1908 met de dochter van de Wagners gaan trouwen, maar dat terzijde). De foto prijkte in 1890 ook op een van de eerste studies over Nietzsche met de titel ‘Nietzsche, seine Persönlichkeit und sein System’ uit handen van de Zweedse schrijver Ola Hansson.
In februari 1873, slechts twee maanden na de ‘militaire’ snor, bezoekt Nietzsche de studio van Friedrich Hartmann opnieuw. Dit keer wordt het een foto zonder bril en is de snor aardig gesnoeid. Het eerste wat opvalt is de totaal andere atmosfeer van deze opname; rustiger, beminnelijker, innemender. Het blijft de vraag of hij deze foto of die van december 1872 naar de Ritschl Societät heeft toegestuurd. Aanleiding voor die twijfel is zijn opmerking in een brief van maart aan zijn moeder en zus waarin hij hen bedankt voor de ‘Intervention’ inzake de foto voor Ritschl. Zijn moeder brengt hem later een groet van zijn tante Friederike Daechsel waarin zij zou hebben gezegd dat deze laatste foto een zachte mannelijkheid uitstraalt. Een aanduiding die we zoveel jaren na dato kunnen beamen; de strijdlustige wilde blik heeft plaatsgemaakt voor een zachtere en meer ontspannen sfeer. De bril is binnen handbereik (hangt aan zijn vest) en staat waarschijnlijk door eerdere commentaren van Malwida von Meysenbug (Erbsmehl is het ‘von’ vergeten – s.p.) niet pontificaal op zijn neus. In de herfst van dat jaar zal Nietzsche nog een keer Hartmann bezoeken en wordt er een derde opname gemaakt met opnieuw opvallend verwijde pupillen. De vraag blijft; is dit veroorzaakt door overmatig gebruik van alkaloid, een middel tegen zijn heftige hoofdpijnen, een verfijnde retouche door de fotograaf, of een combinatie van beide? Hoe het ook zij, Nietzsche krijgt in dit jaar hierdoor nóg meer de bekende indringende blik naar binnen, versterkt door de wat lichtelijk aangezette wenkbrauwen.
Een van de meest bekende foto’s waarin Nietzsche niet alleen optreedt maar in een zwaar geënsceneerde setting de geschiedenis en boeken is ingegaan, blijft de foto waarin hij met Paul Rée en Lou von Salomé poseert. Nietzsche, hier al duidelijker met grotere inhammen op zijn hoofd (het Duits heeft er het mooie woord ‘Geheimratsecken’ voor), staat samen met zijn vriend ‘ingespannen’ om een karretje met daarop Lou von Salomé vlot te trekken waarbij Lou de zweep in de aanslag heeft om de heren tot beweging te manen. De zweep zelf zou wellicht nog een kleine symbolische verbinding met ‘Eerste liefde’ van Iwan Toergenjew hebben; de roos die op de zweep prijkt is in dat werk die van genade. Op de achtergrond een beschilderde wand dat het bergmassief van de Jungfrau voorstelt, toen al een zeer geliefd doel voor bergliefhebbers. De plaats van handeling was de studio van Jules Bonnet in Luzern en we schrijven 15 mei 1882. Was het een speelse manier om een driehoeksverhouding vast te leggen door de drie prachtige ‘reuzen’ uit Zwitserland, de Eiger, Mönch en Jungfrau, als achtergrond te nemen? Voor Nietzsche was de verhouding een ‘pythagoreischen Freundschaft’, althans zo beschrijft hij in een brief aan Paul Rée hun driehoeksverhouding, doelend op een ‘kosmische eenheid van gelijkgestemden’. Elisabeth Nietzsche heeft de foto altijd verafschuwd en haar uiterste best gedaan om de publicatie tegen te houden. Dat is haar goed gelukt want met uitzondering van enkelen die het bestaan van de foto kenden (zoals Kurt Tucholsky) kwam de foto pas na het overlijden van Lou von Salomé in 1937 in de openbaarheid.
Wanneer je niet goed oplet denk je steeds dezelfde foto te zien terwijl het vijf verschillende opnames zijn die Nietzsche eind zomer 1882 in Naumburg laat maken. Het verschil in de vijf opnames zit ‘m in de hoek waarin de portretten werden genomen. De vijfde onderscheid zich ook nog eens doordat Nietzsche hier zijn hoofd op zijn rechterhand steunt. Het is de foto waarvan een vergrote uitsnede bovenaan de pagina’s van deze website staat. Het is het Nietzsche archief ingegaan met het bijschrift ‘Melancholiegestus’. Bovenstaand drie uit de serie van vijf. De meest rechtse kreeg later de bijnaam ‘Zarathustrabild’ omdat het de foto was die in 1891 in de uitgave van deel vier (Naumann, Leipzig) van ‘Also sprach Zarathustra’ werd ogenomen. Op de foto lijkt hij zich bewust te zijn van zijn ‘midlife’ een levensfase die eind 19e eeuw iets eerder lag dan heden ten dage. Witte kraag, zwarte ‘Halsbinde’ en voor die tijd van het jaar al een opmerkelijk dikke jas. Het portret toont allesbehalve een vrolijke man. Het is eerder verdriet of melancholie dat uit zijn blik en houding spreekt. Het moment in dit jaar 1882 was dan ook niet bepaald een ontspannen moment. Lou von Salomé was niet op zijn huwelijksverzoek ingegaan. Ook in het ouderlijk huis in Naumburg waren er spanningen, voornamelijk met zijn zus die hem al eens spottend tegemoet was getreden met de cynische opmerking: ‘Also begann Zarathustra’s Untergang’, doelend op zijn contacten met Lou von Salomé.
Nietzsche is op enkele foto’s samen met zijn moeder of zus te zien. Het zijn opnames die hij nooit zelf heeft geïnitieerd en uit de periode van zijn geestelijke onmacht dateren. Nietzsche heeft er dus geen invloed meer op gehad. Het is in de winter van 1890/1891 wanneer hij als 46-jarige zoon in Naumburg samen met zijn moeder door Carl König, de opvolger van de laatste portretfotograaf Gustav Schultze, wordt gefotografeerd. Over de exacte datum tast het Nietzsche onderzoek in Weimar in het duister maar de wollen jas duidt op de winter. Bij deze opname nam de fotograaf een tweede en derde opname van moeder respectievelijk zoon separaat. Het is de foto met de gigantische snor waarbij Nietzsche voor de kijker naar links kijkt en hij op de volledige foto een hoed vasthoudt. Het is de tijd waarin de moeder met alle moederlijke liefde voor haar zoon zorgt en met hem voor zover mogelijk dagelijks een wandelingetje maakt.
Een goed jaar daarvoor is Nietzsche nog onverbiddelijk en heel duidelijk wanneer hij in ‘Ecce Homo’ schrijft: “Die Behandlung, die ich von Seiten meiner Mutter und Schwester erfahre, bis auf diesen Augenblick, flösst mir ein unsägliches Grauen ein: hier arbeitet eine vollkommene Höllenmaschine, mit unfehlbarer Sicherheit über den Augenblick, wo man mich blutig verwunden kann — in meinen höchsten Augenblicken,… denn da fehlt jede Kraft, sich gegen giftiges Gewürm zu wehren…(…)”. Of zoals Stefan Zweig in zijn Mater Dolorosa (zie ook mijn blog van 13 september 2017) prozaïsch de harde werkelijkheid beschrijft; “Und nun sieht man manchmal eine alte Frau den Kranken wie einen großen, täppischen Bären (ongecontroleerd bewegende beer, vert. s.p.) durch die Straßen und auf weitere Spaziergänge führen.”
De laatste foto’s van Nietzsche stemmen altijd wat ondefinieerbaars wanneer je jezelf, de geschiedenis, ja misschien hemzelf de vraag zou kunnen stellen; ‘wat was er nog meer op papier gekomen wanneer de geest gezond was gebleven?’
De werkelijkheid was onloochenbaar; deze Nietzsche had bijna de gehele dag zorg om zich heen nodig. Na de dood van zijn moeder was zuster Elisabeth naar Weimar gegaan waar ze ook haar Nietzsche-Archiv naar toe had gebracht. Na een korte periode in de Wörtherstraße verhuizen ze naar de Villa Silberblick, de woning die Meta von Salis aanbood. De schilder Hans Olde kreeg de opdracht een portret van Nietzsche te maken. Verbouwingswerkzaamheden en ook de soms slechte conditie van Nietzsche zorgden voor wat vertraging. In juni 1899 is Olde dan eindelijk bij Nietzsche aan het werk geweest. Aan de hand van foto’s portretteert Olde hem op doek. Het maken van die foto’s was niet altijd even gemakkelijk. Soms slecht licht maar ook regelmatig een object dat niet meewerkte, onrustig was of zich niet altijd goed voelde. Uiteindelijk wist Olde hem met potlood vast te leggen hetgeen de bekende kleine tekening van slechts 17,8 x 13 cm opleverde dat in het kunsttijdschrift PAN nr. 5 (1899/1900) werd opgenomen.
Tussen 9 juni en einde juli 1899 neemt Hans Olde in totaal 16 opnames van de zieke Nietzsche. Soms komt de zus ook nog even in beeld. Het was af en toe ook nodig om de soms onrustige Nietzsche enigszins toonbaar in beeld te krijgen, althans wanneer je de overleveringen mag geloven. Maar Elisabeth zal het ook niet hebben berouwd dat ze met haar beroemde broer nog een keer vereeuwigd wordt. We weten nu wat er allemaal nog stond te gebeuren, na zaterdag 25 augustus 1900, toen Nietzsche zijn laatste adem uitblies.
Bron: ‘Habt ihr noch eine Photographie von mir?’, Hansdieter Erbsmehl 2017, Schriften zum Nietzsche-Archiv. Verlagshaus Römerweg. Foto’s uit boek en Goethe en Schiller Archiv (GSA) in Weimar
Eén gedachte over “ ‘Hebben jullie nog een foto van mij?’ Portretten van Nietzsche”
Dag Stephan Peters, een fantastisch mooi overzicht dit. Superhandig voor een werkstuk dat ik maak over Nietzsche. Je ziet dat het vaak dezelfde foto’s zijn die op veel websites verschijnen.
ik dacht ook iets bruikbaars te kunnen vinden over Nietzsche in het boek over Marx, Wagner en Nietzsche. Dat viel tegen. Heb nog niet eens de helft gehaald. Ik ga meer lezen op deze website, zag al veel interessante dingen. Top!