Ressentiment als kruitvat
Met grote regelmaat verschijnt de naam van Nietzsche in de media. Vaak als referentiepunt, soms in de vorm van een citaat om ergens gewicht aan te geven (waarbij de context soms een bedenkelijke vorm aan kan nemen), maar ook in een indirecte vorm. Een voorbeeld trof ik in de NRC van afgelopen 27 januari. Socioloog, politicoloog en publicist Merijn Oudenampsen waarschuwt in zijn artikel ‘De democratie verdedig je niet met Ter Braak’ voor het trekken van verkeerde lessen uit de jaren ‘30. Al eerder (zoals in De Groene Amsterdammer, juni 2014) meende ik in andere teksten te lezen dat Oudenampsen zélf de verkeerde lessen uit ‘Het nationaalsocialisme als rancuneleer’ van Ter Braak lijkt te trekken. De titel die Oudenampsen -misschien teveel politicoloog en te weinig psycholoog – kiest, verraadt het al enigszins. Ter Braak heeft slechts een analyse willen maken van hetgeen ten grondslag ligt aan bewegingen als het nationaalsocialisme. De heruitgave van het essay uit 1937 (zie ook mijn blog van 16 juli 2020: www.friedrichnietzsche.nl/nietzsche-blog/tijdloze-woorden-van-menno-ter-braak/) is daarom meer dan terecht en kan juist wél de tand des tijds doorstaan. Gelijkheid ligt ten grondslag aan denkrichtingen en sociaal-maatschappelijke instituties zoals het liberalisme, socialisme, democratie, de rechtspraak en het Christendom, terwijl voor veel mensen die premisse uitmondt in een teleurstelling, uiteindelijk muterend in een gevoel van slachtofferschap en ressentiment. Onderhuids groeien in de samenleving ook nu weer diverse vormen van ongelijkheid terwijl het tegenovergestelde ‘beloofd’ is. Ter Braak die de gedachte over én de positie van het fenomeen ‘ressentiment’ bij Nietzsche vond, wilde niet a priori de democratie verdedigen maar de psychologie van diens vijand begrijpen. Het inzicht dat én hoe oude en hedendaagse op macht beluste leiders opgekropte boosheid en ongenoegen exploiteren vraagt an sich geen diepgravende studie. Gelukkig valt er vanuit diverse hoeken steeds vaker licht op de psychologische en maatschappelijke oorzaken en gevolgen van ongelijkheid als ook op het verschil met (on)gelijkwaardigheid, een begrippenpaar dat sommige dialogen en discussies sterk dreigt te vertroebelen.
Terug naar de bron van de titel die Menno ter Braak voor zijn pamflet koos; rancune. De fenomenen rancune en ressentiment zijn vaak door Nietzsche bij de horens gevat. Zo ook bijvoorbeeld in de ‘Genealogie der Moral‘ uit 1887. Nietzsche neemt hier weer eens haarfijn een positie in tegenover de figuur van de priester die vanuit diens ‘heerschappij over de lijdenden’ zelf zowel zwak/ziek als sterk moet zijn. Het eerste voor de vereenzelviging (lees ook de rancune) van de despoot die een fijne neus heeft ontwikkeld voor zijn ‘lotgenoten’ maar wel het vertrouwen dient te winnen om vanuit een wil tot macht houvast, steun en dwang te kunnen bieden en zich zelfs als een plaatsvervanger van God te kunnen aanbieden. In Nietzsches ogen is alles gericht om de zwakkere te verdedigen tegen de gezonden maar ook om de jaloezie op de gezonden te kanaliseren. De moderne priester verkleed als volksmenner die het opgekropte ressentiment als een ‘allergevaarlijkst’ kruitvat vol springstof hanteert. In Nietzsches woorden: ‘De ontlading van deze springstof, zodanig dat zij niet de kudde en niet de herder uit elkaar doet springen, is een waar kunststuk, en ook zijn hoogste nut: wil je de waarde van de priesterlijke existentie zo bondig mogelijk formuleren, dan zou je zonder omhaal kunnen zeggen: de priester wijzigt de richting van het ressentiment (in modernere tijden en in hedendaagse terminologie zou hier bijvoorbeeld exploitatie, propaganda en een geavanceerde targetmarketing niet misstaan s.p.). Iedere lijdende zoekt namelijk instinctief naar een oorzaak van zijn leed; nauwkeuriger gezegd, een dader, en nog exacter, een voor leed ontvankelijke, schuldige dader of verbeelding daarvan – kortom iets levends, waarop hij onder het een of ander voorwendsel zijn affecten daadwerkelijk kan ontladen. Want de affectsontlading is de belangrijkste verlichtings-, want verdovingspoging van de lijdende, zijn onwillekeurig begeerde narcoticum voor alle soorten van narigheid.’
Origineel: ‘Diesen Sprengstoff so zu entladen, dass er nicht die Heerde und nicht den Hirten zersprengt, das ist sein eigentliches Kunststück, auch seine oberste Nützlichkeit; wollte man den Werth der priesterlichen Existenz in die kürzeste Formel fassen, so wäre geradewegs zu sagen: der Priester ist der Richtungs-Veränderer des Ressentiment. Jeder Leidende nämlich sucht instinktiv zu seinem Leid eine Ursache; genauer noch, einen Thäter, noch bestimmter, einen für Leid empfänglichen schuldigen Thäter, — kurz, irgend etwas Lebendiges, an dem er seine Affekte thätlich oder in effigie auf irgend einen Vorwand hin entladen kann: denn die Affekt-Entladung ist der grösste Erleichterungs- nämlich Betäubungs -Versuch des Leidenden, sein unwillkürlich begehrtes Narcoticum gegen Qual irgend welcher Art.‘
Waar ligt de bron voor het feit dat ik hier een nadeel ondervind, moet lijden, een tegenslag moet overmeesteren terwijl dat voor een ander niet of veel minder geldt? De tot vijand van de democratie ontwikkelde medeburger heeft zijn eigen rancune en vijandschap zo verpakt dat hij het zelf niet meer weet uit te pakken behalve in een laatste poging, door zich bij een collectief kudde-ressentiment aan te sluiten. Laten we – evenals Ter Braak – waakzaam blijven en ons blijven inzetten de teleurstellingen te kanaliseren, vooral nu God al zovele jaren dood is.
On request an English translation below.
Resentment as a powder keg
Nietzsche’s name appears in media outlets with great regularity, often as a point of reference. Sometimes a quote of his is used to add some gravitas (even though their contextual use can be questionable), other times a reference is used more indirectly.
I came across an example in the newspaper NRC of last January 27. Sociologist, political scientist and publicist Merijn Oudenampsen in his article ‘You don’t defend democracy with Ter Braak’ warns against the risk of drawing the wrong lessons from the 1930s. However, I have noticed several times in earlier essays that Oudenampsen himself seems to be drawing wrong lessons from Menno ter Braak’s ‘Nationaalsocialisme als rancuneleer’ (see: De Groene Amsterdammer, nr. 26, June 2014). The title that Oudenampsen (himself perhaps too much of a political scientist and too little of a psychologist) chooses for his article already betrays it somewhat. Ter Braak only wanted to analyze what was at the core of political movements like National Socialism. The reissue of his essay from 1937 (see also my blog of July 16, 2020 https://friedrichnietzsche.nl/nietzsche-blog/tijdloze-woorden-van-menno-ter-braak/) is therefore more than justified as it has withstood the test of time. Equality underlies schools of thought and social institutions such as liberalism, socialism, democracy, the judiciary and Christianity. However, that premise turns into disappointment for many people, eventually mutating into a sense of victimization and resentment. Various forms of inequality are manifested and growing in society, while the opposite is ‘promised’. Ter Braak, who took the phenomenon and positioning of ‘ressentiment’ from Nietzsche, did not intend to defend democracy a priori, instead he wanted to understand the psychology of its enemy. The insight that both ancient and contemporary power-hungry leaders have exploited pent-up anger and displeasure does not require an in-depth study in itself. Fortunately, there is more and more light being shed from various angles on psychological and social causes and consequences of inequality, as well as how its differs from (in)equivalence, a pair of concepts that threatens to cloud some dialogues and discussions.
Let’s get go back to the source of that one specific word in the title Menno ter Braak chose for his pamphlet; rancor. The phenomena of rancor and resentment are reoccurring objects of study for Nietzsche, for example, in Nietzsche’s ‘Genealogie der Moral’ (1887). Nietzsche once again takes a very precise position vis-à-vis the figure of the priest who, based on his ‘rule over the suffering’, must himself be both weak/sick and strong. The first is for the identification (or resentment) of the despot who has developed strong sympathies for his ‘fellow sufferers’, yet needs to gain confidence in order to be able to offer guidance, support and coercion from a will to power and even act as being able to function as a substitute for God. In Nietzsche’s eyes, all of this is aimed at defending the weak against the strong, but also to manage the jealousy of the healthy. The modern priest is dressed as a deputy who uses the pent-up resentment as a ‘most dangerous’ powder keg full of explosives. In Nietzsche’s words: ‘The discharge of this explosive, in such a way that it does not make the herd and not the shepherd jump apart, is a true work of art, and also its highest utility: if you wish to express the value of the priestly existence as succinctly as possible, then you could say without further ado: the priest changes the direction of resentment (in more modern times and in contemporary terminology, for example, exploitation, propaganda and advanced target marketing would not be out of place as subsitutes here – sp). For every sufferer instinctively searches the cause of his suffering; more precisely, a doer, and more precisely, a guilty offender or imagination susceptible to suffering — in short, something living, upon which, under some pretext or another, he can actually discharge his affects. Thus, the affect discharge is the chief relief, for the sedation attempt of the sufferer, his involuntary coveted narcotic for all kinds of trouble.”
German Original: ‘Diesen Sprengstoff so zu entladen, dass er nicht die Heerde und nicht den Hirten zersprengt, das ist sein eigentliches Kunststück, auch seine oberste Nützlichkeit; wollte man den Werth der priesterlichen Existenz in die kürzeste Formel fassen, so wäre geradewegs zu sagen: der Priester ist der Richtungs-Veränderer des Ressentiment. Jeder Leidende nämlich sucht instinktiv zu seinem Leid eine Ursache; genauer noch, einen Thäter, noch bestimmter, einen für Leid empfänglichen schuldigen Thäter, — kurz, irgend etwas Lebendiges, an dem er seine Affekte thätlich oder in effigie auf irgend einen Vorwand hin entladen kann: denn die Affekt-Entladung ist der grösste Erleichterungs- nämlich Betäubungs -Versuch des Leidenden, sein unwillkürlich begehrtes Narcoticum gegen Qual irgend welcher Art.‘
Where is the source for the fact that I experience a disadvantage here, that I have to suffer, or have to overcome a setback even though that does not apply to someone else or much less? The fellow citizens, who have developed into an enemy of democracy, have packaged their own resentment and enmity in such a way that they cannot unpack it themselves except as a last-ditch effort, joining a collective herd of resentment. Let us – like Ter Braak – remain vigilant and continue to strive to process the disappointments, especially now that God has been dead for so many years.
Eén gedachte over “ Ressentiment als kruitvat”
Hi Stephen, thanks to our IG connection I’ve discovered your writings about Fr. Nietzsche. You’ve pointed out an interesting issue. I hope you’ll continue to make the English translation? Warm greetings! José