Nietzsches afrekening met…
Voor vuurwerk hoef je niet altijd perse tot de laatste dag van december te wachten. Dat bleek voor mij afgelopen dagen wel weer na het lezen van Nietzsches afrekening, een fantasierijk boek dat 14 jaar na verschijnen pas recentelijk op mijn pad kwam. Auteur Ron Appeldoorn oogt ontspannen, net als het omslag waar over een ‘waaier aan verrassende, filosofische perspectieven’ wordt gesproken. Maar zoals wel vaker kan schijn bedriegen want de vraag dringt zich tijdens het lezen steeds weer opnieuw op; wie is op de bladzijden binnen in het boek aan het afrekenen? En met wat of met wie wordt er afgerekend? Nietzsche met de bekende thema’s? Of met de postume interpretaties van zijn werk? Of is het de auteur zélf die afrekent met dat fenomeen? Het is hoe dan ook een en al spannend vuurwerk, dan weer voortkomend uit de geest van Nietzsche, zittend in zijn stoel, als een waanzinnige die helemaal niet gek is, dan weer in een beschouwing uit de pen van de auteur zelf. Weliswaar is de eerste categorie gefingeerd dus met fantasie en eigen creativiteit opgetekend, maar ze zijn wel degelijk getuigend van grote kennis over de gedachten van Nietzsche. De thema’s en personen die Nietzsche – toen hij nog volledig bij zinnen was – filosofisch langs een uitgebreide meetlat van historisch bewustzijn wist te leggen, komen dan ook in het boek van Appeldoorn in grote getale voorbij; de (vrije) wil, het medelijden, de moraal, het socialisme, de democratie, de eeuwige wederkeer, de antieke Grieken, Wagner, Schopenhauer, Kant, het nihilisme (‘de waarheid als nihilistisch bedrog’), de wil tot macht, Dionysos en Apollo, het christendom en het fenomeen religie tot en met de dood van God.

De vorm waarin Appeldoorn in dit boek Friedrich Nietzsche presenteert is uniek. Hij neemt je mee naar de gedachten die Nietzsche gehad zou kunnen hebben. Soms realistisch aanvoelend en zeer goed voorstelbaar, soms wat groots aangezet zoals het fulmineren tegen zijn zus Elisabeth die hem verzorgt (‘…de paplepel die zij mij iedere dag dwingt te nemen, is gedoopt in gif.’) of het werk van Vincent van Gogh waarmee Nietzsche letterlijk de kachel zou hebben aangemaakt. Een overigens bijzondere gedachte tegen het licht van de dialoog die de schilder met Nietzsche, ook al is dat gesprek eveneens gefingeerd, recentelijk in het essay van Rob Riemen had (Rob Riemen: de toekomst van de westerse beschaving).
‘De waarheid van de eeuwige wederkeer is tevens de waarheid van de eeuwige wedergeboorte van God (…)’
In Nietzsches afrekening is ook veel plaats voor Jezus van Nazareth ingeruimd. Appeldoorn getuigt van grote Bijbelkennis, althans over het leven van Jezus en diens volgelingen. Apostelen en volgers krijgen allemaal een plekje in de afrekening. God zelf krijgt helemaal een eigen podium. Nietzsche heeft met Hem in het hoofdstuk De ont-moet-ing (‘Hij zag er aanmerkelijk jonger uit dan ik verwachtte’) een heuse dialoog en bespreekt grote thema’s als de oorsprong van de wereld, de komst van Jezus, het fenomeen moraal en toekomst van de wereld, wanneer er ‘weer ruimte voor de stilte’ is. Maar tot die tijd zal vroomheid ons weghouden van de waarheid, de functie die vroomheid en geloof altijd had en zal houden. Nietzsche en in Nietzsches afrekening de geestelijk vader Appeldoorn, laten er geen onduidelijkheid over bestaan; ‘het vlees van de vroomheid stinkt’. De door de Koran, de Upanishads, de Thora, de Bijbel of welk ander heilig boek geclaimde waarheden zinken in het moeras van menselijke interpretatie, alsof er ergens een god een oorzaak, een begin van iets zou zijn geweest. Laat staan dat deze god een levensdoel zou hebben gegeven dat hier of ginder te behalen is. De schrijver van de ‘heilige’ werken is in de ogen van Appeldoorn – en hier raakt hij prachtig aan de rol van de verteller – de ‘herbergier’ van het verhaal. Hij geeft de verhalen door de eeuwen heen ‘onderdak’ en ‘voeding’. En zoals we eind december – maar ook steeds vaker het gehele jaar door – er aan worden herinnerd, is er in de herberg niet altijd voor iedereen plaats.
Het is bijzonder hoe de auteur in dezelfde harde woorden als Nietzsche tot de lezer kan komen. De speelsheid van de gedachten tot en met de eveneens door Nietzsche veel gebruikte gedachtestreepjes geven het gevoel dat je naar een doofstomme film van en over Nietzsche kijkt die door de auteur van ondertiteling is voorzien, of zoals de Duitse cinema vaker placht te doen, met een aangezette stem is gesynchroniseerd.
‘Ik ben de idioot aan wie men zich vergaapt, om wie men zich vrolijk maakt – omdat men angst heeft voor de idioot’

Er is ook een andere bekende schrijver op de achtergrond aanwezig; Fjodor Dostojevski. Verschillende personages uit onder andere diens De Idioot en Demonen wandelen af en toe op een heel levendige manier de overdenkingen binnen. Maar ook hierom geldt; dit boek is niet geschikt voor lezers die nog nooit of zeer weinig van Nietzsche of Dostojevski hebben gelezen. Appeldoorn maakt het voor de lezer die de materie wel enigszins kent, een verdere kennismaking met de belevenissen uit de prachtig psychologisch gekleurde werken van de Rus, uitnodigend en interessant. Misschien kan het ook andere lezers aansporen om in weerwil van de verschrikkelijke actualiteit, kennis te maken met de grote Russische literatuur waarvan Dostojewski een belangrijke vertolker is. En ook in de context van Nietzsches werken is het maar weer eens gezegd; Nietzsche en Dostojevski liepen in overdrachtelijke zin op bijzonder veel paden gelijk op. Het is dan ook niet voor niets dat Appeldoorn in zijn dankwoord beide schrijvers dankt voor hun gedachten. Ik kan hem daarin de hand schudden.
Na het lezen van de gefantaseerde gedachten en dialogen blijft een Nietzscheaans gevoel hangen; een gevoel van onbehagen wanneer we naar de tijd die voor ons ligt kijken. Meer dan onbehagen, apocalyptisch bijna, wanneer er wereldbranden en catastrofes worden aangekondigd die we weliswaar ook al hebben meegemaakt maar die ondergronds doorsmeulen. Een hel op aarde waar we met z’n allen op af stevenen. Maakte Appeldoorn het in 2009 misschien een beetje te bont of heeft hij in de 14 tussenliggende jaren wat meer gelijk gekregen? ‘Een pessimist ziet een probleem in elke mogelijkheid. Een optimist een mogelijkheid in elk probleem’ claimde Churchill vele decennia later dan Nietzsches afrekening begon. Maar toch…
Werkelijkheid en illusie wisselen elkaar in Nietzsches afrekening op een speelse en unzeitgemäße manier onderling af. Het boek houdt dus zeggingskracht, ook nu op de valreep van het jaar. Wanneer ik het boek dichtsla blijft een herkenbare smaak, die mij aan de profetische woorden van Zarathoestra doet denken, op mijn tong achter. En ook in dat opzicht prikkelt dit boek om het geconcentreerd te gaan lezen. En vooral ook om te herlezen zoals Nietzsche het belang daarvan al voor zijn geestelijke onmacht onderschreef – en waar hij wellicht ook tijdens zijn laatste jaren in Weimar als een zandloper eindeloos herhalend aan heeft gedacht…
Nietzsches afrekening door Ron Appeldoorn. Uitgeverij de Brouwerij – 2009