‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het!’

‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het!’

Soms stuit je op boeken, teksten, essays, die je het gevoel kunnen geven dat inzichten ronddraaien, circuleren, wederkeren; woorden, analyses, vergezichten. Een dergelijke ervaring had ik bij het herlezen van het werk dat Johan Huizinga in de jaren ’30 schreef: ‘In de schaduwen van morgen’. De Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden gaf het boek in 2019 opnieuw uit en is daarbij door Carla du Pree hertaald. Tijdloos blijft de auteur van het bekende ‘Homo ludens’ en Herfsttij der middeleeuwen’ wanneer hij prikkelt met de zin: ‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het’.

De link met auteurs zoals José Ortega y Gasset en Oswald Spengler is gauw gelegd al moeten we blijven uitkijken om strenge analyses weg te zetten als een vorm van antiek conservatisme of cultuurpessimisme. En Nietzsche? Die circuleert rondom de woorden van deze schrijvers zoals hij ook al deed bij onder andere Menno ter Braak en Eddy du Perron. Ook in dit werk van Huizinga dat in 1935 voor het eerst verscheen en al snel een tweede druk beleefde. De politieke, sociologische en psychologische benaderingen van Huizinga tegen het licht van ‘cultuur’ houdende lijkt het met grote regelmaat alsof je een studie uit de huidige tijd leest. Een tijd die bol staat van het woord ‘crisis’ waardoor de alomvattende cultuurcrisis die al dit gepraat met zich meebrengt en er uit voortkomt, aan de horizon bijna uit zicht raakt. 

Tweede druk in 1935

Vandaag, op de 180e jaardag van Nietzsche, citeer ik graag uit het laatste hoofdstuk ‘Katharsis’ zoals dit door Huizinga in de jaren ’30 is geschreven. In het Nederlands dat toen gebezigd werd;

De huidige wereld is op den weg van een algemeene verloochening van absolute ethische normen ver voortgeschreden. Zij leeft nauwelijks meer in een overtuigde onderscheiding van goed en kwaad. Zij is geneigd, alle crisis, waarin deze beschaving verkeert, louter te zien als een strijd tusschen tegengestelde strekkingen, als een machtsstrijd tusschen vijanden. En toch ligt de mogelijkheid van hoop enkel in de erkenning, dat in dien strijd de handelingen zich rangschikken naar een beginsel van volstrekt goed en volstrekt kwaad. Uit zulk een erkenning volgt, dat het heil niet kan besloten zijn binnen de zege van één staat, één volk, één ras, één klasse. Het blijft de uiterste verlaging van menschelijk verantwoordelijkheidsgevoel, wanneer men de normen van aanvaarding en verwerping ondergeschikt maakt aan een doel, dat op een egoïsme gebaseerd is.

We lezen het in het afsluitende hoofdstuk ‘Katharsis’ en kunnen niet verhelen dat er zoveel tijdloze zorgen aangesneden worden. Wanneer de wereld van god los is, een wereld waarin niet die ene maar alle goden vermoord zijn, blijven de waarschuwingen van Nietzsche hun actualiteitswaarde behouden. Al is het woord waarschuwingen misschien verkeerd gebruikt, noem het analyses, of nog beter; diagnoses, evenals de ondertitel bij de eerste editie die ook luidde: een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd.

Het dilemma, waarvoor de tijd ons plaatst, neemt dagelijks toe in urgentie. Zie nog eens naar de wereld in haar politieke verwarring. Overal verwikkelingen, die eerlang gebiedend oplossing zullen vragen, en waarvan elk onbevooroordeeld beschouwer erkennen moet, dat een oplossing, die niemands gegronde belangen schaadt, niemands billijke wenschen verijdelt, nauwelijks uit te denken is. Het zijn kwesties van nationale minderheden, van onmogelijk getrokken grenzen, van verbod van natuurlijke aaneensluiting, van ondragelijke economische verhoudingen. 

Postzegel uit 1954 (Nationaal Archief)

Na de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog en nog voor het grote inferno dat zich tussen 1939 en 1945 zou gaan afspelen, stak de historicus Huizinga de thermometer in de hete wereldpolitiek. Met onze achterwaartse blik is het vooruitziende perspectief altijd lastig te beschouwen, reden temeer om vanuit historisch besef de focus op heden en toekomst te houden. We lezen even verder:

Elk van die toestanden slechts verdragen in een verbittering die ze tot evenzoovele haarden maakt, waaruit ieder oogenblik de vlam kan opslaan. In elk ervan staat zeker recht tegenover zeker recht. De beslissing schijnt slechts op twee wijzen mogelijk. Een ervan is gewapend geweld. De andere is een regeling op grond van ver strekkende internationale welwillendheid, van een afzien van wederzijdsche billijke eischen, van ontzag voor het recht en het belang van anderen, kortom van onbaatzuchtigheid en rechtvaardigheid.

(…) Van deze deugden nu schijnt de huidige wereld verder verwijderd, dan zij het gedurende tal van eeuwen heeft willen zijn, of althans pretendeerde te willen zijn. Zelfs de principieele eisch van internationale rechtvaardigheid en internationaal welzijn wordt thans door velen verzaakt. 

(…) De leer van den onbeteugelden machtsstaat spreekt bij voorbaat elken overweldiger vrij. De wereld blijft hulpeloos bedreigd door den waanzin van den verwoestenden krijg, die nieuwe en ergere verwildering in zijn schoot draagt.

Nietzsche putte op zijn beurt veel uit de tijd en werken van de klassieke Grieken. De werken zijn bekend en de prominente positie van de Griekse tragedie al evenzeer. Voor Huizinga is de Katharsis, de emotionele zuivering, een term uit de tijd van de Grieken die hem zeer sterk aanspreekt. Er spreekt voor hem hoop uit: 

Katharsis noemden de Grieken den geestesstaat, dien het aanschouwen der tragedie achterlaat, de stilte des harten, waarin medelijden en vrees zich hebben opgelost, de zuivering van het gemoed, die voortspruit uit het begrepen hebben van een dieperen grond der dingen. 

Nietzsche komt voor Huizinga in beeld wanneer het over het thema ‘heroïsme’ gaat. Nog voordat de Übermensch van de Nazi’s het symbool van onbeteugelde domheid werd, zag Huizinga – wiens werk destijds in alle grote Europese talen werd uitgebracht! – heel scherp dat Nietzsches creatie over deze ‘heldenstatus’ een volkomen verkeerde interpretatie was: 

Nietzsche, die Burckhardt’s leerling was, heeft zijn denkbeelden over opperste menschelijke waarde ontwikkeld van gansch andere geestelijke verwikkelingen uit, dan de rustig schouwende geest van zijn leermeester ooit gekend had. Door de volstrekte vertwijfeling aan de waarde van het leven heen komt Nietzsche tot het proclameeren van zijn heldenideaal. Het verrees in een sfeer, waar de geest alles wat staatsorde en maatschappelijke samenleving heet ver achter zich had gelaten, idee van den fantastischen ziener, voor dichters en wijzen, niet voor staatslieden en ministers.

De zinnen van Huizinga zijn nog ruim voor de studies over Nietzsche die nog moesten volgen zoals die van Giorgio Colli en Mazzino Montinari, Karl Jaspers en Wolfgang Müller-Lauter. Toch vind ik het van een scherpe observatie getuigen wanneer hij de bedenkelijke vormen waarin Nietzsche in die tijd – de eerste decennia na het overlijden van Nietzsche en ná de bekende vervalsingen – ten tonele wordt gevoerd, als volgt benoemt:

Er ligt iets tragisch in, dat de verwording van het heldendomsideaal zijn uitgang heeft genomen van de oppervlakkige vogue van Nietsche’s philosophie, die omstreeks 1890 tot breede kringen doordrong. Het denkbeeld van den dichter-wijsgeer, uit vertwijfeling geboren, verdwaalde op de straat, eer het de hallen van het zuivere denken gepasseerd was. De gemiddelde dwaas van het eeuw-einde sprak van den ‘Übermensch’, alsof het zijn groote broer was. Deze ontijdige vulgariseering van Nietzsche’s gedachte is ongetwijfeld het begin geweest van de denkrichting, die thans het heroïsme tot leus en program verheft.

In de schaduwen van morgen (ISVW uitgave)

Het boek vraagt vanuit alle poriën om door de huidige generaties opnieuw gelezen te worden. Ik geef graag enkele voorbeelden van hoofdstuktitels die naast het afsluitende ‘Katharsis’ het boek dragen: 

  • Angsten van nu en voorheen, 
  • De huidige cultuurcrisis met vroegere vergeleken, 
  • Basisvoorwaarden van cultuur, 
  • De algemene verzwakking van het oordeel, 
  • Vermindering van de kritische behoefte, 
  • Misbruikte wetenschap, 
  • Verzaking van het kennisideaal, 
  • Bijgeloof, 
  • Stijlverlies en irrationalisering 

De bevriende theoloog G.J. Heering omschreef in zijn herinneringen aan Huizinga (1948) dat er drie personen in zijn vriend leefden: de beschouwelijke historicus, de aesthetische mysticus en de ethische Christen. Voor Heering was het duidelijk dat de laatste ‘op den duur sterker werd’. Dat Huizinga inderdaad ethische kwestie hoog in zijn vaandel droeg en in een wereld van tijdloze waarden geloofde, lijkt me evident. Er zijn voldoende passages in zijn werk te vinden waarin je zijn verlangen naar normering en waarden terug kunt lezen. Zoals bijvoorbeeld deze twee:

Er moet een mogelijkheid van bekeering en ommekeer zijn in den gang der beschaving, en wel dan, wanneer het de erkenning of terugvinding van eeuwige waarden betreft, die buiten den stroom van ontwikkeling en verandering staan. Om zulke waarden is het thans te doen.

(…) Een tijd van zwaren geestelijken druk, als wij beleven, is gemakkelijker te dragen voor den oudere dan voor den jongere. De oudere weet, dat hij aan den last der tijden maar een eindweegs meer heeft mee te tillen. Aan dit jonge geslacht de taak, deze wereld opnieuw te beheerschen, zooals zij beheerscht wil zijn, haar niet te laten ondergaan in haar overmoed en verdwazing, haar weer te doordringen met geest.

Huizinga verdient met dit werk een prominente plek in actuele discussies over veranderingen in de samenleving. Een spiegel voor de berichten die ons uit diverse windstreken en uit de meest ontheemde lagen van de samenleving bereiken. Want dat er opnieuw gaten in het wegdek zitten moge duidelijk zijn. De ontkerkelijking is slechts een laatste stuiptrekking van een proces dat al decennia gaande is nadat Nietzsche de dood van God had verkondigd. Bezuinigingen op de geestwetenschappen, de kritiekloze ‘herwaardering’ van waarheidsvinding en taalverloedering zijn slechts voorbeelden en dé ingrediënten voor een bittere smaak. De weerklank in hetgeen we cultuur plegen te noemen toont dan ook niet voor niets en in toenemende mate het nodige om serieuze bedenkingen bij te plaatsen. Huizinga zelf opende bijna 90 jaar geleden met een bijna Nietzscheaans gebruik van een metafoor zijn veelgeprezen boek: ‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.

Johan Huizinga: In de schaduwen van morgen, ISVW Uitgevers 2009


2 gedachten over “‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het!’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.