‘Onder deze eik heeft Kafka mij uit Nietzsche voorgelezen’
Op 3 juli 1883 wandelde Nietzsche, nieuwsgierig naar de resonantie die zijn Zarathustra zou gaan geven, op de prachtige bergpaden van Sils Maria. In Praag wordt op die dag een schrijver geboren die zou uitgroeien tot een van de grootste namen in de Europese literatuur van de twintigste eeuw: Franz Kafka. Dit jaar, om precies te zijn, 3 juni 1924, overleed hij in het sanatorium van Klosterneuburg, op een maand na slechts 41 jaar jong. Hij liet dankzij Max Brod, zijn vriend die Kafka’s nalatenschap veiligstelde, een oeuvre na dat wereldwijd over diverse generaties vele miljoenen lezers heeft gevonden. Werk dat ik zelf ook regelmatig herlees en me soms hetzelfde gevoel kan geven als bij het lezen van de teksten die de Portugees Fernando Pessoa schreef.
Het 100e stervensjaar van Franz Kafka is niet onopgemerkt gebleven. In diverse landen waaronder Nederland, Duitsland en uiteraard Kafka’s geboorteland Tsjechië, verschenen titels, ontstonden bijeenkomsten, lezingen, essays, terugblikken en ook de nodige commerciële activiteiten in Praag waar de beroemde stadsgenoot toeristisch in het zonnetje is gezet. Die mooie stad wiens pracht maar vooral bruinkoolstank ik in 1973 al mocht ontdekken en waar ik, niet wetende wat nou zo bijzonder aan het straatje was, aan de hand van mijn vader voor Dušni 27 stond.
Franz Kafka was nog maar een schuchter jongetje van 6 jaar toen Nietzsche in ‘Geistiger Ohnmacht’ langzaam afscheid nam van een wereld die hij niet meer begrijpen kon. Kafka daarentegen heeft Nietzsche wel kunnen lezen; als adolescent, als medewerker van de Arbeiter-Unfall-Versicherungsanstalt en als schrijver van de vele mooie boeken, verhalen en brieven die hij heeft nagelaten.
Unter dieser Eiche sind wir Kinder, Franz und ich, oft gesessen und er hat mir Nietzsche vorgelesen ...
Er zijn meerdere aanwijzingen dat de jonge Kafka werk van Nietzsche las. Sowieso heeft hij de Zarathustra gelezen (een editie uit 1904 is tussen zijn boeken gevonden) maar ook de Geburt der Tragödie heeft Kafka altijd als een veelzeggend werk beschouwd. Hij gaf daarvan een exemplaar aan Gustav Janouch (componist, vertaler en schrijver, later bekend door zijn boek ‘Gespräche mit Kafka’) die daarbij opmerkte dat Kafka alleen een boek als geschenk gaf wanneer dat voor hem een waardevol boek was. Een ieder zal daar wel wat in herkennen.
In de aantekeningen van een jeugdvriendin van Kafka, Selma Robitchek, kunnen we lezen dat de 17-jarige Kafka voorlas uit Nietzsche: ‘Onder deze eik zaten wij, Franz en ik als kinderen, vaak en heeft hij mij uit Nietzsche voorgelezen.’ Het is ook bekend dat Kafka lezingen bijwoonde die over Nietzsche gingen waarover hij dan weer later met zijn vriend Max Brod in gesprek ging.
Nietzsche en Kafka kregen een bijzondere plek op het Europese podium van tijdloze schrijvers, een plek waar je als liefhebber van literatuur en filosofie niet omheen kunt. Er zijn diverse bruggen tussen Kafka en Nietzsche te bedenken of te construeren. Onomstotelijk is het feit dat bij beide Duitstalige schrijvers de verbinding tussen leven en werk zeer bepalend geweest. Een andere opvallende overeenkomst is dat beide nogal multi-interpretabel zijn. En dat op heden ook blijven. In dat kader is het goed om te wijzen op ‘Reiziger in scheerapparaten’ (1984, Querido) van vertaler en Kafka-kenner van het eerste uur Niels Bokhove. Hij beschrijft in zijn inmiddels 40 jaar geleden verschenen boek hoe Kafka ook in Nederland bij schrijvers als Hendrik Marsman, Simon Vestdijk, Menno ter Braak en Willem Frederik Hermans, een verschillende ontvangst ten deel viel. De gemene deler was welliswaar dat een ieder van dit gezelschap de literaire kwaliteiten van Kafka op waarde wist te schatten, maar het blijft opvallend hoe verschillend deze auteurs dat deden.
Leven en werk van Franz Kafka wordt in Nederland al decennia vanuit meerdere invalshoeken belicht. Zo zijn Leo Frijda en Niels Bokhove namen die niet weg te denken zijn bij de Stichting Nederlandse Franz Kafka-Kring (sinds 1992 ) met een eigen website: www.kafka-kring.nl Historicus en Kafka-liefhebber Wim Berkelaar is eveneens verbonden aan de redactie. Ook hij onderschrijft het fenomeen ‘Ieder zijn eigen Kafka’ zoals we dat ook van Tucholsky kennen wanneer het over Nietzsche gaat. Wim Berkelaar, schreef het onlangs op zijn webblog www.wimberkelaar.com in zijn lezing en bespreking over het recent verschenen boek ‘Mijn Kafka’ van Leo Frijda. In die bespreking ook de volgende zin: ‘Friedrich Nietzsche, die grootmeester in het verzinnen van mooie boektitels, gaf zijn “profetische” boek Aldus sprak Zarathoestra de ondertitel Een boek voor allen en voor niemand mee. Misschien gaat dat ook op voor het werk van Kafka: het is werk voor iedereen en tegelijk voor niemand, dat wil zeggen: niemand kan het zich helemaal alleen toe-eigenen, daarvoor is het te rijk en wordt het door iedereen weer anders gelezen.’
Zijn interessante blog eindigt met een terechte vaststelling over grote literatuur: ‘(…) je blijft lezen omdat ze (de hoofdpersonen uit Kafka’s vertellingen en romans, s.p.) iedereen zouden kunnen zijn. Je blijft lezen omdat ze (…) ondoorgrondelijk zijn en zoveel aan je verbeelding overlaten. Is dat niet wat grote literatuur vermag? Grote thema’s – streven, verlangen, angst, vervreemding en zo meer – agenderen op zo’n manier dat ze onder je huid kruipen, uitdagen, inspireren en tot eindeloze gedachten aanzetten.’
Bij onze oosterburen is het duo Nietzsche en Kafka al vaker onderwerp van een bespiegeling en uitgave geweest. Een voorbeeld is Für Alle und Keinen Lektüre, Schrift und Leben bei Nietzsche und Kafka. Uitgeverij Diaphanes (gespecialiseerd in literatuur, kunst en wetenschap) kwam in 2008 met een bundel teksten over Kafka en Nietzsche. Interessante bijdragen en bespiegelingen zoals: ‘Die Kraft des Minimums. Szenarien des Ressentiments bei Nietzsche und Kafka’ (Friedrich Balke), ‘Der alte Text und das moderne Schreiben. Zur Genealogie von Nietzsches Lektüreweisen, Schreibprozessen und Denkmethoden’ (Hubert Thüring), Rückkopplung als Störung der Autor-Funktion in späten Texten von Friedrich Nietzsche und Franz Kafka (Malte Kleinwort) en Das Theater der Assimilation. Kafka und der jüdische Nietzscheanismus (Andreas B. Kilcher). Wie het academische Duits niet schuwt en ook nog een paar euro’s wil betalen voor het kunnen downloaden van de verschillende PDF bestanden is dit een website (https://www.diaphanes.net/titel/fuer-alle-und-keinen-139) die ik het kader van Nietzsche/Kafka kan aanbevelen. Diaphanes schrijft zelf; ‘Er zijn nauwelijks twee andere Duitstalige moderne auteurs te bedenken waarbij zo intensief de relatie tussen taal en leven aanwezig is als Friedrich Nietzsche en Franz Kafka. Voor Nietzsche, de ‘gevaarlijke denker’ en het ‘dynamiet’ van het christelijk-westerse waardensysteem, maar ook voor Kafka, de ‘dichter van de angst’ (…).
Kafka las Nietzsche, die een zeker aandeel had in Kafka’s intellectuele vorming maar wanneer je veronderstelt dat Kafka de ideeën van Nietzsche opnam in zijn schrijfwerk dan devalueer je Kafka en doe je hem als literaire geest schromelijk te kort. Er zijn elementen van Nietzsches filosofie terug te vinden in Kafka’s literaire werk. Dat betekent zoeken en interpreteren want ideeën van Nietzsche één-op-één ga je echt niet in het werk van Kafka terugvinden. De gedachten van Nietzsche vormen sowieso een complex proces, op hun beurt weer gevormd door talloze invloeden. Dus om individuele invloeden van Nietzsche in het literaire werk te kunnen traceren, vooral na zo’n lange tijd en dan met een schrijver als Kafka (wiens werk op zichzelf al enigszins gesloten en soms moeilijk te ontcijferen is) ….ga er maar aan staan. Toch zijn er bij nadere bestudering passages waarbij je een gevoel dat Nietzsches denken en wijze van schrijven ook kan oproepen, terugvindt bij personages in de werken van Kafka. Vervreemding zou je het kunnen noemen. Een vervreemding die ontstaat vanuit het gewone, alledaagse en die daarna ook weer de gedaante aanneemt van het alledaagse. Kafka’s werk bevat nou eenmaal ondoordringbare geheimen. Hij wordt dan ook niet voor niets beschouwd als de dichter van de angst, de dichter die op de meest zuivere wijze uitdrukking gaf aan het gevoel van individueel verlies. Er loopt een absurditeit door zijn werken die een gevoel van angst oproept en tegelijkertijd datzelfde gevoel weer lijkt te relativeren. Wie het werk van Kafka kent zal het herkennen; een grotesk gevoel dat ontstaat wanneer onduidelijke regels en wetten onzichtbaar op de achtergrond een rol spelen waardoor de realiteit absurde vormen aanneemt en het bijna als satire overkomt. Nou hoef je daarvoor niet perse Kafka te lezen want de satire lijkt steeds meer dagelijkse vormen aan te nemen wanneer je de krant openslaat. Kleine mensen in een benauwde wereld die doordrongen van hun eigen tragedie niets ander kunnen doen dan wanhopig blijven vechten. Een parallel met de Don Quichotte van Cervantes kan zich aandienen; maak van een windmolen een proces, van een molen uit La Mancha een pomp die gas uit de grond haalt, een instantie die om onduidelijke reden jouw toeslag stopzet en om weer een andere ondoorgrondelijke oorzaak dat niet kan herstellen of een ‘vanzelfsprekende’ arrestatie zonder een gedefinieerde aanklacht… ‘Kafkaësk’ wordt er dan geroepen maar dat vaak roepen betekent dat het juist niet meer Kafkaësk is. Laat staan enige literaire allure heeft.
Kafka schetste al meer dan een eeuw terug de scherpe kanten van de individualisering, als de ontbinding van elke menselijke orde. Was hij hierin zijn tijd vooruit of was het een beschrijving van een psychosociaal verschijnsel dat er altijd al was? Of dat zich sterker begon af te tekenen toen industrialisatie en automatisering diepere sporen in de samenleving trokken? Omdat we iets denken en iets doen vanuit de gedachte dat het nu eenmaal geacht wordt zo te zijn of zo te moeten?
Het niet-denkende subject dat zich onderwerpt aan de machine door als een grote kever op de grond te gaan liggen en het absurde aanvaardt bij gebrek aan vermogen voorbij het absurde te komen.
Nietzsche en Kafka; seismografen van de moderne tijd
Indien je Nietzsche en Kafka en specifieker hun overeenkomsten bestudeert ontstaat altijd het gevaar van een ruime hineininterpretierung. Gerhard Kurz schreef al in 1980 in zijn boek ‘Traum- Schrecken. Kafkas literaire Existenzanalyse’dat er bij een vergelijk teveel naar de overeenkomsten wordt gekeken en de verschillen tussen beide schrijvers te vaak over het hoofd wordt gezien. Toch, om te ontdekken wat er zoal boven komt drijven wanneer je de schrijver Kafka en denker Nietzsche denkbeeldig een boswandeling zou laten maken, maak ik graag nog een klein uitstapje naar Wiebrecht Ries. De filosoof Ries (zie voor meer informatie ook: https://friedrichnietzsche.nl/nietzsche-beoefenaars/ ) publiceerde in 2007 bij Verlag Karl Alber een interessante studie over Nietzsche en Kafka. Hij gaf het als ondertitel ‘Zur ästhetischen Wahrnehmung der Moderne’ mee. Ik herlas het boek in dit Kafka jaar en ontdekte weer veel boeiende vergelijkingen en paralellen tussen Nietzsche en Kafka. Beide schrijvers met een ingetogen karakter maar met een zeer kritisch observatievermogen en uitgesproken visie op taal en kennis. Taalkundig weliswaar twee totaal verschillende schrijvers, maar wel met overeenkomsten in hun leven. Opvallende gelijkenissen in intellectuele vorming en psychosociale aspecten zoals een zeker onvermogen om te kunnen socialiseren met de maatschappij en mensen om hen heen en de daaruit voortkomende eenzaamheid en menselijke behoefte aan erkenning. Gevoelens van eenzaamheid die onderdeel gaan uitmaken van een intellectueel wereldbeeld. Nietzsche spande daarin de kroon door met grote regelmaat van de aardbodem te verdwijnen, de stilte opzocht en via brieven het contact met de buitenwereld aan een broos draadje liet hangen. Onbegrip en veroordeling lagen immers overal op de loer.
De opsomming van psychische en sociale aspecten die Kafka en Nietzsche tekenden doet me overigens ook denken aan de omschrijving die Rüdiger Safranski aanwendt voor personages in het werk van Kafka: ‘tranzendentalen Obdachlosigkeit’, oftewel figuren die (na de dood van God) transcendentaal dakloos zijn. Daar komt Nietzsches ‘Weh dem der keine Heimat hat’ akelig dichtbij in de buurt. Twee dakloze mannen die literaire buren zijn geworden en met een lyrische pen seismografen van hun tijd zijn geworden. De biografie Kafka. Um sein Leben schreiben van Safranski (Hanser Verlag 2024), is overigens zeer lezenswaardig en kreeg dit jaar ook een Nederlandse vertaling die bij Atlas uitkwam (Kafka. Schrijven voor zijn leven).
Terug naar Wiebrecht Ries. Hij zette in zijn Nietzsche en Kafka studies al eens eerder twee citaten uit hun werk naast elkaar in het spotlicht: ‘Endlich warf er seine Laterne auf den Boden, dass sie in Stücke auf den Boden sprang und erlosch.’ (Uit ‘Der tolle Mensch’, Fröhliche Wissenschaft ) en ‘Die Lampe in seiner Hand war längst erloschen.‘ (uit ‘Der Prozeß’). Ries is met een kritisch vergrootglas, of moet ik zeggen verlichtende fakkel, door het werk van Kafka en Nietzsche gegaan en brengt je op meerdere plekken waar je de paralellen niet had verwacht. En ja, soms hoort daar wel wat creatief interpretatievermogen bij. Josef K. uit Der Prozeß wacht op zijn proces. Het is een wachten dat je als lezer in alle poriën meevoelt. Maar een proces is gebaseerd op Urtheile die Nietzsche in zijn Götzendämmerung (Afgodenschemering) al van hun waarde ontdeed: ‘Urtheile (…) können zuletzt niemals wahr sein: sie haben nur Werth als Symptome, sie kommen nur als Symptome in Betracht.’ Ook daar blijf je als lezer met hetzelfde gevoel van onmacht achter. In dit licht blijven duisternis en licht voor Ries twee intrigerende elementen in het bekende aforisme van Nietzsche (nr. 125 in de Fröhliche Wissenschaft) en Der Prozeß. In beide geeft het doven van de lichtgevende vlam, de teloorgang van het lichtgevende, een unheimisch gevoel en is het een decor waartegen veel ondefinieerbaars gebeurt of staat te gebeuren.
Er is ‘iets’ dat denkt…
Twee andere namen duiken ook in de studie van Ries op; Dostojewski en Freud. De positie die het onbewuste in de werken van de grote Russische romanschrijver, de Weense psychoanalyticus en Nietzsche inneemt, komt ook in de werken van Kafka terug. Aan de hand van voorbeelden uit Der Prozeß wijst Ries op zinsneden waar het onbewuste zich als een vervreemde taal op de achtergrond meldt. Het uit zich in een literaire vorm die je regelmatig aan Dostojewski doet denken. Een stijl waar het dierlijke, vanuit de driften gedreven en ogenschijnlijk onmenselijke handelen, het menselijke handelen verdringt. Het is misschien wel de essentie van de verbinding die je tussen Nietzsche en Kafka kunt ontwaren. En het is wellicht de reden waarom ik bij beide eveneens zo sterk de relatie met Pessoa met al zijn heteroniemen ondervind (zie hiervoor ook: https://friedrichnietzsche.nl/nietzsche-blog/kroniek-van-een-leven-dat-voorbijgaat/ ). Alledrie lijken zich te bedienen van het inzicht dat het bewustzijn geen definieerbare eenheid is, en alledrie verstaan ze als geen ander de kunst om dat inzicht in literaire zinnen om te zetten die iets in beweging brengen bij de lezer. Er is ‘iets’ dat denkt maar of dat ‘iets’ ook daadwerkelijk het overbekende ‘ik’ (Descartes) is, is eigenlijk ook maar een aanname, een veronderstelling maar zeker geen onomstotelijk feit. Zoals dit ook maar een gedachte is maar wel een mooie, afsluitende en Kafkaëske: ‘Immer habe ich eine lust, die Dinge so zu sehen, wie sie sich mir geben mögen, ehe sie sich mir zeigen’
Wiebrecht Ries: Nietzsche/Kafka. Zur ästhetischen Wahrnehmung der Moderne (2007, Verlag Karl Alber Freiburg/München)
Wiebrecht Ries: Friedrich Nietzsche, hoe de “ware wereld” eindelijk een fabel werd (1980, Van Gorcum, Assen)
Eén gedachte over “ ‘Onder deze eik heeft Kafka mij uit Nietzsche voorgelezen’”
Beste Stephan, mooi artikel, met genoegen gelezen. Ik mis de naam van Stach in het verhaal. Die heeft in 3 boeken ongelooflijk veel over Kafka geschreven. Monnikenwerk maar interessant als je van Kafka houdt. Ik zit er middenin. Gr. Frans van Loon.